India op Enfield deel 3

30 juli 2011 - Delhi, India

Namaste!

 

We zijn ondertussen alweer een week verder en Karl & Erik’s avontuur zit er zo goed als op; zij vliegen vanavond terug naar Amsterdam en ondergetekende vliegt morgenvroeg naar Chennai in het hopelijk kurkdroge zonnige zuiden. Deze aanhef zou meteen duidelijk moeten maken dat de regen de afgelopen dagen een behoorlijke spelbreker was en dat klopt inderdaad: na onze relaxte rustdag in Manali stonden we ‘s ochtends vroeg vertrekkensklaar met alle spullen & onszelf zo goed als mogelijk ingepakt in allerlei plasticjes want het kletterde aardig hard toen we aan het ontbijt zaten. Tot onze vreugde droogde het echter snel weer op na de thee en we konden weer op weg!

De rit was andermaal erg mooi: alsof je in de Alpen al slingerend tussen naaldbomen naast een wilde rivier rijdt. Naarmate we steeds verder zakten qua hoogte werd het dal breder en de bewoonde wereld openbaarde zich weer in al zijn betonnen lelijkheid. Ons einddoel van de dag was echter Shimla, hoog en koel  gelegen op het laatste stukje hoogmassief alvorens de eindeloze laagvlakte zich uitstrekt en dus kronkelde de weg zich als vanouds weer langzaam omhoog om het 2200 meter hoog gelegen stadje te kunnen bereiken. Shimla was in de Britse koloniale periode de favoriete zomerbestemming van de hoger gerankte stiff-upperlippers en andere theedrinkende dandy’s die er in de zomerperiode veel voor over hadden om voor enkele maanden aan de verzengende en vochtige hitte van Delhi te ontsnappen.

 

Shimla was buiten “koel” en “mistig” helaas ook nog “zeer regenachtig” op het moment dat wij de laatste 100 kilometer afploegden en nat als een dweil reden we rond zessen het stadje binnen. De stad is bovendien een kleine nachtmerrie op het gebied van het juiste hotel vinden vanwege de gigantische hoogteverschillen en het naar Indiase normen extreem doorgedreven motorverkeer-vrije karakter. Dit resulteerde erin dat we een uur zochten naar een hotel dat we reeds een keer gepasseerd waren zonder het te beseffen maar we lieten het niet aan ons hart komen want anderhalf later zaten we in de meest chique tent van de stad: restaurant Cecil van de Oberoi hotel-keten en we hebben ons daar voor 30 euro pp. eens goed laten gaan met een verrassend goede fles witte Indiase Sauvignon Blanc en een luxe dinerbuffet waardoor we zonder probleem indommelden.

 

De volgende ochtend was het de bedoeling om eerst de 2 kilometer te wandelen naar het centrale plein van Shimla, de “Mall” met zijn witbepleisterde huisjes in Engelse stijl en Lutherse kerk maar het regende pijpestelen en van mistroostigheid raakten we maar niet uit bed. Toen het rond de klok van tienen nog steeds keihard goot keken elkaar aan en namen de beslissing om em zo snel mogelijk uit de bergen te smeren om hopelijk de regen om te ruilen voor de hitte van de laagvlaktel; de Engelsen zouden ons waarlijk voor gek verklaard hebben! Wij herhaalden dus weer alle inpakrituelen en zo’n drie uur later kwam de warmte ons langzaam maar zeker weer tegemoet waaien en kon de regenkledij uit. Ons oorspronkelijke plan om nog een nachthalt te houden tussen Shimla en Delhi hield ook niet lang stand en dus ging de blik ging op oneindig, de gashendel wijd open en met een gemiddelde van zo’n 80 per uur reden we richting de hoofdstad. Onderweg kregen we nog af te rekenen met een wesp die mijn T-shirt binnenvloog en niets beters wist te verzinnen dan mij even lekker in mijn navel te steken (aw!), met twee drunken Indiase debielen in een wagen die ons gingen volgen tot de bijrijder opeens kotsend in de berm belandde en Karl kreeg zo’n 50 kilometer voor Delhi opeens af te rekenen met een heilige koe die opeens vanuit het niets vanuit de bosjes in de middenberm op de weg dook. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik de motor slingeren na de impact maar de Enfield bleef gelukkig rechtop en de enige schade was een kromgebogen versnellingshendeltje en een koe met buikpijn.

Zo’n tien kilometer voor de stad werd het verkeer zoals verwacht opeens ook nog eens erg hectisch en was het moment aangebroken om de iphone onder de tanktas te steken voor de finale navigatie naar Arakashan Road. Alles ging vlotjes tot een oranje en dus als hoofdweg aangeduide straat niets meer of minder bleek te zijn dan een typische nauwe straat in Oud-Delhi met alle toeters en bellen die daar bij horen.

Eenieder die al eens met een fietsriskja in het oude gedeelte heeft rondgetoerd weet dat je daar eigenlijk niet met een motorfiets doorheen wil euhm “rijden”. Ik heb op diverse motortrips al heel wat geschifte situaties meegemaakt in het verkeer maar deze rit schoot werkelijk de hoofdprijs af: knokken voor iedere morzel vrije ruimte is een soort van kakafonische dead-lock met handkarren, riksja’s, koeien, buffels, bussen, wagens, voetgangers en motorfietsen. Karl had alle moeite van de wereld om in dit vleesgeworden stinkende inferno in mijn kielzog te blijven en was het donker en bloedheet maar ook deze queeste kwam weer tot een eind en anderhalf uur later rolden we dan eindelijk Arakashan Road binnen en na het spotten van hotel “Gaylord” en het in combi met voorgaande al even vermakelijke “Pink Palace” wisten we dat de stal in de buurt was en inderdaad: vijf minuten later stonden de Enfields voor de deur van Amax Inn en konden we de haver in de vorm van drie flessen Kingfisher laten aanrukken om samen met Erik te toasten want die was net enkele uurtjes eerder teruggekeerd van zijn trip naar Jaipur.

 

De dag erop wilden we graag met de motorfietsen naar Agra zodat K&E de Taj Mahal; India’s finest ook eens in levende lijve konden aanschouwen maar Erik’s motorfiets had Delhi nog steeds niet bereikte na het transport uit Leh. Een telefoontje met de expediteur bracht geen soelaas en bovendien bleek dat we Manali net op tijd ontvlucht waren want zowel de Rohtang-pas als Manali zelf waren ondertussen onbereikbaar geworden vanwege diverse flashfloods die aardverschuivingen veroorzaakten maar ook de rivier uit haar oevers deed treden waardoor enkele turbines aan het stuwmeer defect raakten en het gebied zonder stroom kwam te zitten.

Bij gebrek aan een paar wielen voor Eruk zijn Karl en ik zijn dan maar naar Old-Delhi getrokken met de handgeschreven garantie-verklaring in de hand van mijn blijkbaar toch niet zo heel goed gerepareerde Canon fotocamera en met de stellige belofte dat het ding tegen zeven uur opnieuw klaar zou zijn hebben we nog een bezoekje gebracht aan het Red Fort maar niet na eerst nog twee uur te hebben moeten schuilen voor een bijzonder forse regenbui.

De camera degelijk repareren bleek een brug te ver voor de hobbyisten in de reparatieshop maar ik kreeg gelukkig mijn geld terug en dat heb ik dan maar meteen weer geherinvesteerd in een alweer bijzonder fraai Indiaas “Titan”-horloge; topkwaliteit voor weinig. De avond hebben we afgerond bij de Asian-fusiontent “Zen” alwaar we met Erik hadden afgesproken en van hem kregen we het goede nieuws te horen dat het verhuurbedrijf hem een andere motor ter beschikking stelde voor de overgebleven dagen omdat er nog steeds geen nieuws aan de horizon gloorde over de staat van de vermiste Enfield; nice!

 

Woensdag: bezoek aan Agra.Eigenlijk had ik beter moeten weten want er is een supersnelle drie uur durende treinverbinding tussen Delhi en Agra maar toch besloten we om het met de motor te doen. Om negen uur hadden we het ontbijt achter de kiezen en stonden we klaar om de 200 kilometer richting zuiden aan te vatten. We waren nog maar net weg toen ik achter mij het geluid hoorde van een kletsnatte kat met bronchitis die zich in Karl’s uitlaatpijp verscholen had; de motor klonk volledig verzopen. Zo’n twee uur sleutelen later konden we eindelijk weer op pad en we zaten nog op de ringweg van Delhi toen Erik opeens in de berm dook: de kettingbeschermer was losgekomen en had zichzelf finaal verwrongen tussen wiel en frame. Met veel pijn en moeite konden we het verhakkelde stuk metaal er tussenuit trekken en een spaak armer reden we weer verder. Vervolgens volgden vijftien kilometer vol doffe ellende met files, stank, uitlaatgassen en herrie in het kwadraat.

Ondertussen sloeg de klok alweer drie uur en dat was blijkbaar de cue voor de hemelsluizen om even massaal open te gaan; wij waren dus helemaal nat tot op de huid. Gelukkig had ik op voorhand nog een offline map van Agra kunnen downloaden en op die manier konden we rond de klok van negen eindelijk inchecken in een hotel op een boogscheut van de Taj met de traditionele flessen bier voor onze neus.

 

De volgende ochtend bleef de regen lustig uit de hemel plenzen en dat deed de aanblik op Shah Jahan’s tombe voor zijn geliefde vrouw niet helemaal goed omdat het delicate witte marmer nu net in zonlicht; liefst bij zons op- of ondergang de allermooiste kleuren aanneemt. Karl en Erik hadden een audiotoertje genomen en omdat ik het fenomenale bouwwerk al in 2006 gezien had splitsten we de boel tijdelijk even op. ‘s Middags zijn Karl en ik nog even gaan rondtoeren in Agra op de motoren en we hebben nog even een crematie-ghat bezocht aan de oevers van de Yamuna-river waar het op dat moment een drukke bedoening was en vooral voor Karl een speciale ervaring om te zien hoe Hindoe’s hun rituelen van leven en dood organisch in elkaar laten overvloeien.

‘s Avonds hebben we afgesloten met een veel te dure massage, een lekker maaltje rechtstreeks uit de Tandoor-oven en een fles bier op het dakterras van het hotel met uitzicht op de Taj maar we moesten het helaas stellen met een donker silhouet want het licht blijkt ‘s avonds al een tijdje niet meer te branden uit vrees voor terroristische aanslagen; tja…

Gisteren was ook meteen de laatste rijdag: vanuit Agra zijn we doorgereden naar Fatehpur Sikri voor een bezoek aan de magistrale overblijfselen van Keizer Akbar’s stulpje uit de 16e eeuw en voor een stuk qua bouwstijl duidelijk verwant aan de Taj Mahal. De zon was ondertussen weer volop van de partij en verpakt in motorjeans was het geen pretje om al te lang rond te struinen op de onbeschutte site dus we hielden het na anderhalf uur voor bekeken om de laatste 200 kilometer terug naar Delhi af te malen. Karl’s motor viel onderweg nog even stil maar onder belangstellende blik van het halve dorp was het euvel snel gevonden en opgelost en zo’n vier uur later wisten we met behulp van de Iphone andermaal het hotel terug te vinden en ditmaal zonder de horror van een passage door Old-Delhi.

Het afleveren van de motoren leverde uiteindelijk wel het nodige gedoe op maar dat is ook weer relatief als je bedenkt hoe onze Engelse toerbuffels het in de bergen voor de kiezen gekregen hebben.

Naast mij zijn Karl en Erik volop aan het inpakken; nog 1 dagje in Delhi op de teller dan zijn ze weer bijna thuis; ikzelf ga dus voor twee weken platte rust; ben nu onderhand ook wel eens aan vakantie toe! ;-)

 

Bedankt voor lezen maar weer en natuurlijk de fijne reacties!

Groetjes,

Koert

 

1 Reactie

  1. Ruud van der Bruggen:
    9 augustus 2011
    Ha koert,

    Ik heb een linkje naar je weblog doorgekregen van Randolf. Geweldig om te lezen!
    Veel plezier nog in de laatste week van de vakantie.

    Gr,